Zijn in doen en doen in Zijn
Inleiding.
Het lijkt wel een koan, als ik het zo opschrijf. Zijn in doen en doen in Zijn. Het lijkt een paradox en het intrigeert me om deze twee, hoe zou ik het noemen’begrippen’ tegen het licht te houden om ze te verhelderen.
In mijn persoonlijke levensweg staan deze twee begrippen centraal en is het mijn basisthema vanuit mijn kindpijn met daarin de vraag ‘mag ik er zijn’ en dat heeft zich in de loop van mijn leven omgezet in de centrale vraag ‘Hoe kan ik doen in Zijn en Zijn in doen’. Ofwel hoe kan ik verbonden zijn met het eeuwige Nu en daarin handelend zijn in het menselijke. En om het weer anders te zeggen, hoe kan ik me in het menselijke handelen steeds verbonden (blijven) voelen met het Goddelijke. Steeds meer zie ik hoe zo’n herhalend basisthema een inwijdingsweg vormt om tot een werkelijk Inzicht te komen. Bij mij gaat dat over Zijn in doen en doen in Zijn.
Zijn in doen en doen in Zijn.
Is dit te doen, of kan je dit niet doen of gaat dit het doen voorbij?
De cursus in wonderen doet daar prachtige uitspraken over. Feitelijk, zegt de cursus, is het geen vraag, maar een vaststelling en brengen al deze vragen mij verder van huis. Ik ben al het Zijnde, Zoon van God, louter Geest, louter Liefde en hoef daar niets voor te doen. Al ons doen om dit te willen ‘bereiken’ heeft een tegengesteld effect, dan ga ik iets trachten te verwerven wat ik reeds ben, met als gevolg dat ik me beelden maak van iets te moeten worden in plaats van te beseffen dat ik dat reeds bezit en ben.
Ik hoef dus niets te verwerven om te Zijn Wie Ik ben en toch is er een beweging in mij die ongerust is, een onderhuidse spanning die iets wil bereiken, die niet kan zijn met dat wat er is. En aan de andere kant is er tegelijkertijd in mij een besef, een innerlijk Weten dat het ‘goed’ is met wat er Nu is en dat ik daarmee kan zijn.
Hebben en zijn.
De cursus zegt het zo mooi; hebben en zijn is hetzelfde. In een citaat uit de cursus, dat ik als uitgangspunt wil gebruiken om meer helderheid te verkrijgen, lees ik het volgende
“God die alle zijn omvat, heeft wezens geschapen die elk voor zich alles hebben, maar die dat willen delen om hun vreugde te vergroten. Niets werkelijks kan vergroot worden, behalve door het te delen. Dat is de reden dat God jou geschapen heeft. De Goddelijke Abstractie schept vreugde in het delen. Dat is wat schepping betekent. Hoe’, wat’ en voor wie’ doet niet ter zake, omdat werkelijke schepping alles geeft, aangezien zij alleen kan scheppen als zichzelf. Onthoud dat er in het Koninkrijk geen verschil is tussen hebben en zijn, zoals dat in het bestaan wel het geval is. In de staat van zijn geeft de denkgeest alles altijd.”(T.4.VII.5.1-8)
Zo, dat is dat en een pittig stukje om op te kauwen. Als ik het kort samenvat van wat ik hierboven als citaat lees, dan zou ik kunnen stellen dat het aangeeft dat ik als Goddelijk Wezen alles heb en dat ik de vreugde die ik bezit en ben, vergroot door te delen en dat dit “werkelijk scheppen” betekent.
Tegen de achtergrond van bovenstaand citaat wil ik mijn betoog verder inkleuren. Van hieruit kom ik tot de kern van waar mijn vragen over gaan. Schepping is dus delen van de vreugde die ik Ben en Bezit en dat staat in tegenstelling tot ons (ego)bestaan, daar hebben we de indruk dat als we vanuit onze ego-persoonlijkheid iets delen, bang zijn voor verlies. Als je iets geeft, dan raak je voor je gevoel iets kwijt, je bezit het niet meer. Dit is waar op het niveau van het menselijke bestaan, daar wisselen we van eigenaar op het gebied van concrete materiële zaken en bij delen van de vreugde gaat het over abstracte ideëen. Door een idee te delen blijf je eigenaar van het idee en door het te delen vermeerdert het. (zie T.5.I.1.10-13) Alles is echter een idee en dat is wat bedoeld wordt met “De Goddelijke Abstractie schept vreugde in het delen” danwel Liefde breidt uit door te delen. Dit wordt prachtig verwoord in onderstaand citaat wat klinkt als een gebed:
“Gedachten vermeerderen door ze weg te geven
Hoe meer daarin geloven, des te sterker worden ze,
Alles is een idee,
Hoe kan geven dan met verliezen worden geassocieerd”.(T.5.I.2-5)
Scheppen en maken.
Zoals hierboven gesteld, wordt met werkelijk Scheppen het delen van vreugde bedoeld. Als we in het menselijke aan scheppen denken, dan hebben we het over iets doen, iets maken, dan wel creëeren en dan in een materiële vorm, we scheppen iets vanuit een idee en geven dat vorm.
Zo zijn we in het algemeen als mensen altijd bezig met iets te doen, we kunnen niet anders dan ergens mee bezig te zijn, zelfs als we zogenaamd niets doen, is onze denken altijd bezig. Je kan niet niet denken. Hoe dan ook is onze denkgeest altijd actief en scheppend, ofwel vanuit liefde danwel vanuit angst en altijd brengt het een creatie voort. Want we zijn scheppers, daarin zijn we gelijk aan onze Schepper.
In ons menselijk bestaan is er verwarring over scheppen en maken. In een cursus in wonderen (ECIW) wordt daarover het volgende gezegd: “Sinds de afscheiding zijn de woorden ‘scheppen’ en ‘maken’ door elkaar gehaald. Wanneer je iets maakt, doe je dat uit een specifiek gevoel van gemis of behoefte. Alles wat voor een specifiek doel is gemaakt kan niet werkelijk veralgemeend worden. Wanneer jij iets maakt om een vermeend gemis aan te vullen, geef je stilzwijgend te kennen dat je in de afscheiding gelooft. Het ego heeft voor dit doel heel wat vernuftige denksystemen uitgevonden. “Niet een hiervan is scheppend”(T. 3.V.2.1- 6).
Vanuit vreugde delen of vanuit angst maken.
Als ik nu weer de vragen rond Zijn in doen en doen in Zijn bezie tegen de achtergrond van dit citaat, zie ik dat er een wezenlijke kwestie wordt aangereikt, namelijk vanuit welke impuls komt het doen voort. Indien het doen voortkomt uit een handeling die een gemis of een specifieke behoefte wil aanvullen, dan geloven we in een tekort en handelen we niet vanuit een contact met onze Waarheid of ware Identiteit, namelijk Vreugde te zijn en te bezitten.
Doen in Zijn, Zijn in doen
Tegen de achtergrond van bovenstaand betoog wordt het duidelijker hoe we kunnen Zijn in doen en kunnen doen in Zijn. Feitelijk gaat het er steeds over, doe ik mijn ding vanuit een ego-belang of laat ik me leiden door mijn Innerlijke Leiding. In ECIW wordt er een heel hoofdstuk aangewijd (Het Nieuwe Begin.T 30.644-664), over hoe we onszelf een ‘nieuwe’ houding kunnen aanleren in hoe te handelen in ons dagelijks bestaan. Hierin wordt als uitgangspunt aangeraden om de dag te beginnen met het besluit om vanuit jezelf geen beslissingen te nemen. Dat is nogal wat voor een eigengereid ego zoals ikzelf, uit mezelf geen beslissingen nemen. Het liefste heb ik ‘mijn leven’ zelf in de hand en toch zie ik steeds meer en steeds opnieuw dat alle eigengereide beslissingen van mij tot niets leiden en een averechts effect hebben. Om tot een juiste houding te geraken wordt in de cursus aanbevolen om de dag te beginnen met na te denken over het soort dag dat je wenst en dat deze dag een gelukkige dag wordt en “zeg tegen jezelf dat er een manier is waarop deze dag precies zo verlopen kan”( T.30.I.1.8.) en om dit te bewerkstelligen worden er twee basisregels voor beslissingen aangereikt:
1) “Vandaag zal ik uit mezelf geen beslissingen nemen”
2) “Als ik uit mezelf geen beslissingen neem, is dit de dag die mij zal worden gegeven”
Ik zie niet wat mijn hoogste belang is.
Het is toch apart wat hierin aangereikt wordt; om een gelukkige dag te verkrijgen, wordt er van mij gevraagd om daar niet tussen te zitten met mijn eigen gedachten over wat ‘goed’ voor mij is. Vanuit mezelf weet ik dus niet wat mijn geluk is of sterker nog, sta ik mijn eigen geluk in de weg. Hierin vind ik terug wat in werkboekles 24 staat, waarin het gaat over “Ik zie niet wat mijn hoogste belang is” (W.24.36). Daarin wordt gezegd: ”In geen enkele situatie die zich aandient weet je welke uitkomst jou gelukkig zou maken. Daarom heb je geen leidraad voor juist handelen, noch een maatstaf om het resultaat mee te meten. Wat je doet, wordt bepaald door jouw waarneming van de situatie en die waarneming is onjuist” (W.I.24.1.2.).
Zo dat staat, ik heb geen idee wat juist is, ik weet zelf niet wat mijn hoogste belang is, ofwel wat mijn geluk inhoudt, want ik zie het niet goed, ik neem alleen waar wat voor mij zogenaamd ‘goed’ of ‘slecht’ uitkomt, afhankelijk van mijn eigen projecties. De vraag is steeds opnieuw ben ik bereid om mezelf te laten leiden en het bijzondere is dat onze ego-persoonlijkheid dit ziet als een opgeven van zijn eigen autoriteit en ‘vrije wil’ en vindt dat hij het niet meer in de hand heeft.
De vrijheid van wil.
In het gehele betoog hierboven dringt zich de vraag op en hoe zit het dan met mijn zogenaamde vrije wil. Heb ik dan wel een eigen vrije wil of wordt er bepaald wat ik moet doen door een ‘Hogere Macht’ door God? Wat we niet goed beseffen is dat we werkelijk over een vrije wil beschikken, maar dat we daarin niet beseffen dat de Wil van God en mijn wil dezelfde zijn. In de ECIW wordt het als volgt verwoord ”Begrijp je niet dat je verzetten tegen de Heilige Geest gelijkstaat aan jezelf bevechten. Hij vertelt je slechts jouw wil, Hij spreekt voor jou. In zijn Goddelijkheid ligt slechts die van jou. En al waar Hij kennis van heeft is slechts jouw kennis, voor jou bewaard opdat jij jouw wil kunt doen door Hem. God vraagt dat jij jouw wil doet. Hij verbindt zich met jou.” (T.30.II.1.-5)
Ik word hier stil en ontroert van, hoe kan ik me ooit verzetten tegen iets wat mijn wil is en zo liefdevol mij wordt aangeboden. Ik weet niet wat mijn hoogste belang is en zolang ik me verzet tegen Gods Plan, wat dus mijn plan is, zal ik mij in de chaos en hel van het dagelijkse bestaan bevinden. Totdat ik bereid ben me te laten leiden door mijn Ware Zelf en dan bevindt ik mij in mijn Geluk en Innerlijke Vrede en in harmonie met dat wat is.
Dan kan ik werkelijk in vrijheid Doen in het Zijn en Zijn in het Doen. Dan is er geen verschil meer, dan is alles Scheppen in vreugde door te delen en uit te breiden.
Zijn in doen en doen in Zijn in collectief verband
Als ik vanuit bovenstaand betoog kijk naar de situatie die zich op dit moment aftekent in de Wereld, dan ziet het eruit alsof de mensheid nu collectief een les krijgt aangereikt om helderheid te verkrijgen over dit thema. Er is een grote mondiale economische en ecologische crisis gaande en als je naar de bewegingen kijkt die daaraan ten grondslag liggen, zie je dat ze voortkomen uit een collectieve hang naar het ‘willen hebben’ van meer dingen, zoals geld, bezit, macht, enzovoort. Ecologisch laat de Aarde als entiteit zien dat ze in een stress- oververhitting- verkeert en zo is het eveneens met de mensheid. We zijn op drift en in de war en zijn op zoek naar ‘nieuwe’ wegen om uit deze crisis te geraken.
Wat er feitelijk wordt aangereikt is net zoals in ons persoonlijk leven en leerproces, dat het gaat om een schiftingsproces van waarden; wat is Nu werkelijk waardevol en wat is waardeloos. De wereld dreigt tenonder te gaan aan hebzucht en macht en ongelijkheid in de verdeling van goederen, hulpbronnen en onderdrukking van ‘andersdenkenden’ en zogenaamde minderheden.
Door deze crisis worden we ertoe aangespoord om fundamenteel onze koers te herzien en er samen naar te streven om een samenleving te scheppen die gebaseerd is op duurzaamheid, solidariteit en dienstbaarheid en een besef van Eenheid en samenwerking. Deze waarden zijn zogenaamde vrouwelijke waarden, dat wil zeggen, Zijnskwaliteiten. Zo kun je de crisis eveneens interpreteren als een meer in evenwicht komen van de Mannelijke waarden, die gericht zijn op doen, strijd en competitie en Vrouwelijke waarden, die samenhangen met duurzaamheid, zorg voor elkaar en samenwerking.
Vanuit dit evenwicht kan er een samenleving ontstaan waarbij iedereen winst heeft bij het besef dat we Een zijn en dat wat ik een ander aandoe, mezelf aandoe.